Brand in Mokum

Het grootste gevaar in een middeleeuwse stad was brand. Waarom? Lees deze les.


Kom, laten wij stiekem even binnen kijken.

Bij ambachtslieden was beneden vaak het atelier of werkgedeelte. Hier werd de hele dag gewerkt. Met open luiken zodat iedereen kon zien wat je deed.

Boven was het woondeel. Het woondeel bestond meestal uit één ruimte.
De belangrijkste plek in de woning was de haard. Op de houten vloer lagen tegels. Hierop werd een houtvuur gemaakt. Boven het vuur hing een grote pot om eten te koken. Bij het vuur stonden ook de tafel en banken en stoelen. Om aan te eten en gezellig te zitten.
Langs de muren stonden de “bedden”, meestal strozakken.

Meester Henk!! Ik zie maar twee bedden.

Klopt. Om het in bed lekker warm te hebben, sliepen de mensen vaak in één bed. De kinderen bij de kinderen en de ouders bij de ouders. Wel zo gezellig. Maar de mensen sliepen waarschijnlijk heel licht en onregelmatig. Dat kwam door het geschreeuw van de nachtwachters of nachtwakers.

Meester Henk! Wat is een nachtwachter ?

Doordat de meeste huizen van hout waren, was brand het grootste gevaar in de middeleeuwse stad. Hele straten, zelfs hele wijken werden in de as gelegd. Zo verbrandde in 1421 en 1452 grote delen van Amsterdam en in 1438 brandde in Gouda bijna alle woningen af. Slechts vier of vijf woningen bleven gespaard.

De belangrijkste oorzaken van brand waren ongelukken in huis. Vonken uit de haard op de houten vloer of vonken die de schoorsteen uitvlogen en op de rieten dak landden.  Maar ook kaarsen en olielampen waren zeer riskant. Mensen vielen in slaap met brandende kaarsen!
Om de stad te beschermen tegen brand waren er ’s nachts nachtwachten. Aanvankelijk moest iedere poorter deze taak op zich nemen. Maar het was geen leuk werk en werd al snel uitbesteed aan betaalde nachtwachten.
Op twee manieren werd in de nacht de stad in de gaten gehouden. Vanaf de hoogste torens hielden wachters de stad in de gaten. In een winderige toren keken zij uit over de donkere stad. Zagen zij een vreemde bron van licht of rook dan bliezen zij op grote toeters. Hiermee alarmeerden zij de nachtwachters die door de straten liepen. Die begonnen dan direct alarm te slaan door heel hard te schreeuwen. De mensen werden wakker en moesten hun huis inspecteren.

De lichtbewapende nachtwachters hadden meerdere taken. Zij moesten ook toezien dat de avondklok werd nageleefd

Meester Henk! Wat is de avondklok ?

De avondklok klonk vroeg in de avond. Daarna mocht niemand meer op straat komen. Uitzondering werd gemaakt voor priesters, artsen en vroedvrouwen. Zij mochten in noodgevallen wel op straat komen na de avondklok. Mensen die zonder toestemming op straat werden aangetroffen kregen een boete. Om de avondklok beter te kunnen afdwingen werden in sommige steden de straten afgesloten met zware ijzeren kettingen. In Amsterdam spande men kettingen over de grachten. Met de avondklok werd ook aangegeven dat de mensen de vuren in huis moesten doven en dat het rustig moest zijn. Ook in huis.

De nachtwachten controleerden de straat of er geen stoute mensen over straat gingen en of er geen lichten brandden of rook was. Daarvoor liepen zij vaste ronden. Zij riepen daarbij ook de uren af en meldden wat voor weer het was. Dit deden zij precies om het uur, de hele nacht door. Vaak riepen zij er ook een versje bij: 

Hé, waker, hé !
Twaalf slaat het uur!
Behoed onze stad
Voor brand en vuur
En vijandige hand;
Twaalf slaat het uur !

Door het geschreeuw werden de mensen wakker, konden nog eens het huis controleren en probeerden dan weer in slaap te komen. Een boze stedeling schreef: “Op alle uren van de nacht wekken ze ons door hard “welterusten” te schreeuwen !”

Heb je nog vragen? Stuur ze naar meester Henk.

 

Bron: Roger Ekirch; Nacht en ontij. Een geschiedenis van het duister. Amsterdam, 2006.

Februari 18, 2024

.Op dit werk is een Creative Commons Licentie van toepassing.